Over azuurblauwe oceanen, iguana’s, papegaaien, palmbomen, verse papaya’s en mango’s, duiken in heldere koraalriffen, tropische temperaturen en filosoferen over de toekomst. Omdat we sinds mei in wintermodus zaten én omdat het einde van dit avontuur stilaan in zicht komt, besloten we om terug wat zon op te zoeken. Vanuit Colombia waren de Caraïben slechts 1,5 uur vliegen en dan is een keuze snel gemaakt. 16 dagen hadden we voor Curaçao en Bonaire, twee Caraïbische eilanden die vroeger deel uitmaakten van de Nederlandse Antillen. Hoewel deze Antillen officieel niet meer bestaan, zijn beide eilanden nog steeds zeer nauw verbonden met Nederland. Een beetje vreemd om in de tropen en tussen de palmbomen Nederlands te zien en te horen. Over het eiland Curaçao kunnen we kort zijn. Niet alleen omdat we daar maar vijf dagen geweest zijn, maar ook omdat het niet bepaald ‘ons ding’ was. Klopt dat er mooie stranden zijn, maar de meeste daarvan zijn gekocht door hotels en projectontwikkelaars en letterlijk alles is betalend. Wel interessant is Willemstad, de kleurrijke hoofdstad en terecht uitgeroepen tot UNESCO werelderfgoed. In de 17 de eeuw was het de belangrijkste slavenmarkt van heel Centraal- en Latijns-Amerika en dat zie je nog duidelijk aan de inheemse bevolking. Mits wat verbeelding zou een wandeling in het oude centrum evengoed in één van de Amsterdamse wijken kunnen zijn. Helaas is Curaçao vrij industrieel en vooral gericht op de toeristen die dagelijks met één van de vele luxueuze cruiseschepen aanmeren. Laat ons stellen dat de gemiddelde ‘cruisetoerist’ een heel ander soort is dan wijzelf, én vooral met een heel ander budget. De keuze was dus niet moeilijk om vrij snel naar het eiland Bonaire te gaan, het kleine broertje van Curaçao. De twee eilanden zijn gescheiden door een vlucht van slechts 20...